Audio

Text

"Oh, het is een scheren! De wegen in Duitsland zijn en blijven overal slecht!
Hoe kunnen we handel drijven als we nauwelijks van de ene plaats naar de andere kunnen komen? En dan is er nog die verschrikkelijke pietluttigheid met de kleine „staten“! "Wat is het Duitse Vaderland?" vroeg een dichter tijdens de bevrijdingsoorlogen tegen Napoleon. En deze vraag stellen we ons tientallen jaren later ook nog steeds! Ik kom uit Osnabrück en en wil met mijn kar richting Halle en verder naar Bielefeld gaan. Niet alleen dat het op zich moeilijk genoeg is, nee, en dan kom ik bij die verdomde grens terecht! Hannover in het noorden, Pruisen in het zuiden. Iedere keer als ik met mijn kar passeer, is het altijd hetzelfde: "Heeft u iets aan te geven?"
Natuurlijk heb ik als handelaar iets aan te geven! En deze ellendige douane maakt mijn goederen niet echt goedkoper! Als ik iets kon wensen, zou het zijn, dat deze douanebeambten verdwijnen!"

Als grenspendelaar moest je in Duitsland nog geduld hebben, totdat uiteindelijk grenzen en douanebomen tot het verleden behoorden. Het was pas in 1854 dat Hannover
toetrad tot de „Deutsche Zollverein“ (Duitse douane-unie) , wat het hier aan de grens een stuk eenvoudiger maakte. Nog eens 12 jaar later had Pruisen het Koninkrijk Hannover geannexeerd,, waardoor de grens hier volledig werd opgeheven.
Dit betekende echter niet dat alle moeilijkheden voorbij waren. Hoewel de wegcondities verbeterden, werden zogenaamde "Chausseen" aangelegd; wegen, die met grind geplaveid werden, dus verharde wegen, die in de schaduw van lanen lagen. Maar deze luxe moest door de reizigers worden betaald. Hier bij de Kleekamp stond bijvoorbeeld een
station dat nu tol in plaats van douanerechten eiste. Opdat niemand kon weigeren, was hier een slagboom, en de weg was gebogen in een bocht die het begin van de tolweg markeerde. Zo'n bocht werd een "lus" (Schlinge) genoemd. Deze term kennen we vandaag de dag nog, namelijk wanneer we in het "slingeren" (Schlingern) raken tijdens het rijden.