Audio

Text

Wij schrijven het jaar 1908, het is 22 maart, ein mooie warme lentedag. De hele familie, die in het deftige veenhuis in de 2. Norderwieke woont, is voor het voorjaarswerk naar buiten gegaan. Er valt genoeg te doen. En tenslotte gaat het werk met mooi weer makkelijker en beter af. Dat moet men zich ten nutte maken. Zittend op zijn leunstoel blijft alleen de patriarch in de woonkamer terug. Jürgen Weerts de Buhr heeft een lang leven achter de rug. Hij is kapitein geweest, op „grote vaart“ en heeft verschrikkelijke dingen maar ook de schoonheid der zee op alle wereldzeeen gezien. Later is hij een succesvolle reder geweest, en wel een van de grootsten van het hele land. Hij had 11 kinderen, 9 waren jongens en die meesten zeevaarders net als hij. Maar 5 van hun heeft hij overleefd, 2 overleden al op kinderleeftijd, 2 waren op zee gesneuveld. Ja, het was in geen geval alles steeds rozekleurig, makkelijk en zonder verdriet geweest, maar niettemin heeft het leven het met hem niet helemaal slecht bedoeld.

En nu zit hij op 96-jarige leeftijd in de woonkamer van zijn huis op zijn favoriete plek, de leunstoel, en stopt gerust met vaste hand zijn pijp. Dan neemt hij genietend zijn eerste krachtige trek.

Toen de familie van het werk terug naar huis komt, hangt noch de kruidige geur van de pijptabak in de lucht en ook Opa de Buhr bevindt zich nog steeds op zijn stoel. Alles lijkt zoals altijd te zijn. Maar op een rare manier lijkt Opa , zoals hij daar zit, niet so strak en oprecht te zijn zoals elders. De nabestaanden zijn geschrokken. Bezorgd vragen ze hem, of alles in orde was. Maar Opa de Buhr geeft geen antwoord meer. Hij is vreedzaam in slaap gevallen- met de pijp in zijn hand. Nog in de dood houdt hij hem vast. Dus moet de familie constateren: „Opa kold, Piepe warm“ (Opa koud, Pijp warm) .

De genoemde pijp wordt zelfs nog vandaag als hoog gewaardeerd erfstuk binnen de familie bewaard.