Töddenlandroute

Audio

Text

De handel van mijn overgrootvader August en zijn broer Clemens Brenninckmeijer kent tegenwoordig iedereen. Waar ik het over heb? Nou, van de modeketen C&A! Die twee komen uit Mettingen, waar ze al als kleine jongens heel vroeg het handwerk hebben geleerd. Sinds 1841 leidden ze allebei het leven van een marskramer en handelden ze in linnen. In het Friese Sneek hadden de twee een extra basis: hier stonden veel kisten waarin ze hun textiel hadden opgeslagen.
August en Clemens waren echter niet alleen: bijna de hele familie handelde in de omgeving van Sneek. Ik weet van verhalen dat de marskramerhandel een moeizame zaak was. Men ging van deur tot deur en moest met elke boerin over de prijs van het linnen onderhandelen. Ze wist vaak ook niet hoeveel ellen stof ze nodig had om voor haar man een broek - of hoe ze dat ze mooi zeiden: „buxe“ – te naaien. Ze waren meer bezig met pingelen dan met het lopen zelf.
In de loop der jaren hebben August en Clemens gemerkt dat hun klanten hier eigenlijk helemaal geen tijd voor hadden. Daarom hebben de twee al snel een relatief gunstige vaste prijs voor het linnen vastgelegd. Zo konden zowel de klanten als de handelaren zelf veel tijd besparen. Niet veel later ontdekten de broers dat er in de Nederlandse steden voor het eerst in kant en klare confectiekleding werd gehandeld. Daarbij is het goed om te weten: tot 1850 kochten de mensen alleen de stof en lieten ze de kleding maken. Dat was vrij prijzig. Met de confectiekleding kwam er voor het eerst betaalbare kleding in verschillende maten op de markt. Clemens en August behoorden tot de eerste twee die in Nederland kant en klare kleding in verschillende maten verkochten.
In 1860 openden de gebroeders Brenninckmeijer hun eerste winkel met confectiekleding in Sneek – de grondslag voor het wereldwijd succesvolle concern C&A.