Ochtrup

Opbouw van het bedrijf - deel 1

Audio

Text

Verslaggever: Vandaag is het donderdag, 23 september 1954. We staan met onze opnameauto van de Nordwestdeutsche Rundfunk, de lokale radiozender, in Ochtrup en zijn te gast bij de fabriek van de gebroeders Laurenz. Zij vieren namelijk hun honderdjarige jubileum! We begroeten dan ook de directeur van het familiebedrijf, meneer Heinrich Laurenz!

Heinrich Laurenz: Ik wens u een goede dag!

Verslaggever: Meneer Laurenz, over uw opa Hermann weet men, dat hij in zijn jeugd werkte in een bakkerij. Hoe kwam het, dat hij met zijn samen met zijn broer Heinrich hier ter plaatse een weverij begon en daarmee, als ik dat zo direct mag zeggen, rijk en beroemd werd?

Henirich Laurenz: Mijn overgrootvader Anton Laurenz had hier in Ochtrup een succesvolle bakkerij. Maar zijn zoon, mijn opa, hadden zijn zinnen op iets anders gezet. Hij vermoedde dat de katoenweverij de opvolger zou worden van de traditionele linnenweverij en zag hier kansen. Hij overtuigde mijn overgrootvader en zijn neef Bernhard om hun hard gespaarde centen te investeren in de oprichting van een handweverij. U kunt zich vast voorstellen dat de oudere heren zich niet geheel op hun gemak voelden bij dit idee. Maar, uiteindelijk gaven ze voor de oprichting van het bedrijf niet alleen hun geld maar ook hun reputatie, aangezien zij hun naam aan het bedrijf verbonden. Op 28 September 1854 ontvingen zij de officiële vergunning voor een netelweverij. Van begin af aan werd het bedrijf geleid door mijn opa Hermann en zijn jongere broer Heinrich. Daarom veranderde de naam van het bedrijf korte tijd later naar “Gebr. Laurenz”.

Verslaggever: Hoe waren de eerste jaren?

Heinrich Laurenz: Het eerste kantoor was een klein hok, waar net een bureau en een geldlade in paste. Op de deel ernaast stonden vaten met garen. In het begin waren er slechts 50 wevers, die van Engels katoengaren op een weefstoel katoenenstoffen maakten. Al snel breidde men uit naar 500 wevers. En wederom herkende mijn oom de tekenen van de tijd. In 1861 besloten de gebroeders de weverij te mechaniseren en revolutioneerden zo de productie. Een met stoom aangedreven mechanische weefstoel werkt namelijk 20 keer sneller dan een handwever. In 1864 begon de productie in de katoenfabriek aan de Laurenzstraat met 108 mechanische weefstoelen. De industrie werd nog meer gestimuleerd door het afsluiten van een spoorlijn in 1875. Nu hoefden de grondstoffen en de eindproducten niet langer met de paardenkoets naar het dichtstbijzijnde treinstation in Rheine of Bentheim gebracht te worden.

Verslaggever: En hoe verging het uw bedrijf tijdens de tweede wereldoorlog?

Heinrich Laurenz: Dat was natuurlijk een gigantische belasting. Tijdens de eerste wereldoorlog heerste er een gebrek aan mankracht, aangezien veel mannen aan het front stonden. Ook hadden we te weinig grondstoffen. Soms stonden onze weefstoelen noodgedwongen stil of probeerden we het katoen te vervangen door brandnetels, die geplukt werden door scholieren. U kunt zich voorstellen dat dat verre van ideaal was. Ook tijdens de crisis in 1929 hadden wij behoorlijk te lijden. Maar, niets was zo erg als de tweede wereldoorlog en haar gevolgen. Om de mannen, die aan nu het front stonden in plaats van in de fabriek, te vervangen, werden er krijgsgevangenen en dwangarbeiders bij ons geplaatst, maar die hadden geen idee van ons handwerk. Bovendien was er geen garen meer te vinden! Begin 1945 marcheerden de Britse troepen naar Ochtrup en namen de fabriek in beslag. Er was een gebrek aan voedsel en aan stookmateriaal. U kunt het zich zelf wel herinneren: het was de tijd van ruilhandel, in de rij staan en voedselrantsoenen. Gelukkig ging het daarna bergopwaarts!

Verslaggever: beste luisteraars, we houden een korte pauze met muziek. Daarna praten we verder met meneer Laurenz en zullen we nog het een of andere verhaal uit de bedrijfsgeschiedenis horen. Ik ben bijvoorbeeld erg benieuwd wat die beruchte Westfaalse Onderbroek nou precies is!

Opbouw van het bedrijf - deel 2

Audio

Text

Verslaggever: In 1954 wordt de textielfabriek van de gebroeders Laurenz 100 jaar oud. De Nordwestdeutsche Rundfunk heeft de eer om, naar aanleiding van dit jubileum, een interview met de kleinzoon van de oprichter te houden. Nogmaals van harte welkom, meneer Laurenz.

Heinrich Laurenz: Dankuwel.

Verslaggever: In de afgelopen eeuw is waarschijnlijk genoeg gebeurt, wat ook vanuit huidig perspectief nog opmerkelijk is. Want, wat is dat nou met die beruchte Westfaalse Onderbroek?

Heinrich Laurenz: Ja, in oude dossiers vindt men nog veel interessante dingen uit het verleden, zoals een brief van een vertegenwoordiger van rond 1900. Hij schrijft dat een klant in Westerwald op zoek is naar stoffen voor boeren onderbroeken. De stof moest van goede kwaliteit zijn, aangezien de onderbroeken van oktober tot maart gebruikt moesten worden en niet kapot mochten gaan in de tussentijd. Ze zouden namelijk 6 maanden lang dag en nacht gedragen worden, en niet gewisseld worden.

Verslaggever: En? Wist u deze klant verder te helpen?

Heinrich Laurenz: Zeker weten! Uit de correspondentie komt naar voren, dat hij in de volgende jaren een belangrijke afnemer werd van onze producten.

Verslaggever: In Ochtrup hoort men er veel over, dat de gebroeders Laurenz niet alleen goed konden opschieten met hun klanten, maar dat ook de werknemers uitermate goed op ze te spreken waren.

Heinrich Laurenz: Dat kunt u wel stellen. De oprichters zorgedn voor goed ingerichte arbeiderswoningen en tehuizen voor jonge vrijgezelle vrouwen. We hebben drie peuterspeelzalen en een kindertehuis, het Klarastift, dat opgericht is door mijn oma Klara. En al 20 jaar voordat de algemene ziektekostenverzekering werd opgericht, had ons bedrijf besloten om met een eigen verzekering voor werknemers te beginnen. Zij werden in ons ziekenhuis kosteloos behandeld. Als ze ziek waren, invalide of in het ergste geval overleden, ontvingen de families financiële compensaties.

Verslaggever: Dat kwam vast ook de stad Ochtrup ten goede?

Heinrich Laurenz: Ja, dat vonden we altijd belangrijk. Zo hebben wij de bouw van een nieuw gemeentehuis en een postkantoor mogelijk gemaakt. Ook leverden wij de stroom voor de eerste lantaarnpalen. En met een lening vanuit ons bedrijf legde Ochtrup in 1903 een waterleiding aan.

Verslaggever: Klinkt alsof alles op rolletjes liep tussen het bedrijf en de medewerkers. Onstond er soms ook wrijving?

Heinrich Laurenz: Natuurlijk, ook dat hoort erbij. Zo vond het eerste protest plaats in 1923, tijdens de grote inflatie. We konden het rappe tempo niet bijhouden met de loonsverhogingen. Maar, al ging het soms hard tegen hard, uiteindelijk kwamen er altijd uit met elkaar. Dat blijkt wel uit de talrijke jubilea, die onze werknemers bij ons gevierd hebben: 25, 40 of zelfs 50 jaar bij ons in dienst – het gebeurt telkens weer.

Verslaggever: Als ik naar de Laurenzstraat kijk, staat daar een indrukwekkend gebouw, dat lijkt op een “fabriekskasteel”. Is dit een soort monument, dat uw opa voor zichzelf gebouwd heeft?

Heinrich Laurenz: Absoluut niet. Hij was altijd een voorstander van eenvoud en simpliciteit. We hebben dit pand gebouwd omdat de administratie steeds meer plaats vergde. Het moest er natuurlijk wel een beetje mooi uitzien. Het is in 1893 gebouwd volgens het ontwerp van de architect Gerrit Beltman en geïnspireerd door Nederlandse kastelen uit de renaissance. Dit bouwproject ging mijn opa echt aan het hart. Het was tevens het laatste project dat hij persoonlijk begeleide tot zijn dood in 1895. Het is tot op het heden het thuis van onze directie en de handelsafdelingen.

Verslaggever: Nog een paar dagen en dan is het jubileumfeest! Welke plannen heeft u?

Heinrich Laurenz: Al onze 3600 werknemers zijn uitgenodigd! Voor de eerste keer in de geschiedenis van het bedrijf, zullen de werknemers van onze 3 locaties op één plek zijn. Wat een feest!

Verslaggever: Meneer Laurenz, ik dank u hartelijk voor uw tijd en wens u alle goeds.

Heinrich Laurenz: U bedankt!

In de jaren 60 vonden er structurele veranderingen plaats in de textielindustrie. Na 112 jaar lang in het bezit van de familie Laurenz geweest te zijn, werd het bedrijf in 1966 opgekocht door textielgroep Mathieu van Delden uit Gronau. Tot 1980 bleef Heinrich Laurenz uitvoerend directeur van het bedrijf. Een jaar later werd de van Delden textielgroep failliet verklaard. Het was eind jaren 90 toen men voor goed stopte met alle weefactiviteiten in Ochtrup. Sinds 2004 huist hier nu Designer Outlet Center Ochtrup, waar jaarlijks miljoenen bezoekers gaan winkelen.

Werkleven wever Bernhard Ransmann

Audio

Text

Ah, daar is de visite al! Oh, u komt helemaal niet van de fabriekskrant? Geen enkel probleem. Ik zal met u vast wat oefenen voor mijn afspraak later – ze gaan namelijk een interview houden met mij. In dat interview is de eer aan mij om wat te vertellen over de geschiedenis van de firma van de gebroeders Laurenz – ik heb immers het overgrote deel ervan meegemaakt. Ik, Bernhard Ransmann, ben namelijk al honderd jaar oud – net zo oud als het bedrijf van de gebroeders Laurenz. Ik zie er nog prima uit voor zo’n oude man, of niet soms? Geen verkeerd antwoord geven nu, he. Maar terug naar het interview. Ik wil het volgende vertellen: ik ben geboren op 11 januari 1854 hier in Ochtrup, dus precies in het jaar van de oprichting van de textielfabriek van de gebroeders Laurenz. Tot mijn pension in 1909 heb ik er gewerkt als wever. In 1867 begon ik als dertienjarige jongen aan mijn opleiding hier. Ik was blij met deze baan – je verdiende er beduidend meer dan als boerenjongen. Ze hadden een reusachtige weefzaal. Meer dan 100 mechanische weefstoelen ratelden alsmaar door en maakten gigantische herrie! Boven de weefmachines waren transmissiebanden aangebracht, die de weefstoelen aandreven met de energie die opgewekt werd door stoommachines. Het weven had ik al van huis uit geleerd en daarom was ik snel ingewerkt. Toch moest je altijd goed bij de les blijven! Anders liep het risico dat je vingers in de machine geraakten.

De werktijden waren heel anders dan tegenwoordig. Tijdens de oorlog tegen de Fransen in 1870/71 weefden wij de stoffen voor de Duitse soldaten. Van ’s ochtends zes tot acht uur in de avond, zes dagen per week. Alleen op zondag hadden we vrij. Ik vond het zonde om mijn geld uit te geven in de volkskeuken, de kantine in het Mariatehuis, en zodoende nam ik mijn middageten mee in een emaillen broodtrommel. Dit deden mijn collega’s net zo, en dan aten we samen op het binnenhof van de fabriek. Ik werkte aan drie weefstoelen en verdiende 15 demark per week – je werd er niet rijk van, maar het was zeker niet slecht. Je salaris werd contant uitbetaald. Maar, ze trokken ook geld af als je niet kwam opdagen: als je 10 minuten te laat kwam betaalde je 30 cent straf, voor ieder extra uur daarna 20 cent, en voor een hele dag moest je een hele mark inleveren. Dat was niet niks! Als een wever een dag op het land wilde werken, moest hij zelf voor vervanging zorgen en zelf het salaris van de vervanger betalen. Zo moest ik een keer helpen met hooi halen op het land en kon dus niet naar de fabriek komen. De fabrieksmeester trok 50 cent van mijn salaris af – daarmee had ik nog geluk gehad. Daarnaast heb ik een keer straf moeten betalen omdat er wat touwtjes los hingen aan het gewoven lap stof. Toen ben ik rechtstreeks met de stoflap naar de geheime raad van de gebroeders Laurenz gegaan en kreeg ik mijn geld terug! Ik kon wel een goede inschatting maken van hoe ver ik kon gaan. Want als je te eigenwijs of betweterig deed, dan stuurden ze je zo weer weg. Maar als je je werk goed deed, dan kreeg je er ook veel voor terug: mijn vrouw en ik kregen een goedkope arbeiderswoning met tuin aan de Potsdamm, vlakbij de fabriek. Voor ons huwelijk en bij de geboorte van onze kinderen ontvingen we tevens een financiële bijdrage van uit een stichting, die de gebroeders Laurenz voor de families van werknemers hadden opgericht. Bovendien hadden ze een eigen ziektekostenverzekering voor werknemers, waar iedereen verzekerd was zonder daar een eigen bijdrage aan te hoeven leveren. Alle werknemers konden zodoende kosteloos terecht in het ziekenhuis – mocht er toch een keer een vinger in de weefmachine geraken (haha). Onze kinderen konden gratis terecht bij de kinderopvang van het bedrijf. Achja, de kinderen... Ondertussen werkt mijn achterkleinzoon ook

voor het bedrijf, de vierde generatie van de familie Ransmann, dat is toch ongelofelijk! Nou, ik krijg een droge mond van al dat praten. Daar moeten we even verandering in brengen, voordat de fabriekskrant komt. Laten we een Schnapps drinken. Proost!