Friedensroute

Audio

Text

Ruiter: Daar ligt huis Marck, een mooi waterkasteel en tevens de woning van de heer Johann Arnold von Diepenbroick. Enkele jaren geleden, het zal in 1643 geweest zijn, bracht ik hem een boodschap van de keizerlijke hofraad Johannes Krane in hoogsteigen persoon! Het ging om het volgende: het rijk zat in vredesonderhandelingen treden met de Zweden in Osnabrück, en met de Fransen in Münster. De keizer wilde voorkomen dat de twee partijen, die elkaars bondgenoten waren, hem in het nauw zouden drijven of hem zouden bedotten. Daarom besloot hij, dat zijn afgezanten elkaar regelmatig moesten ontmoeten in een plaats tussen Osnabrück en Münster, om de voortgang van de onderhandelingen te bespreken. Hofraad Krane zou daarvoor een passend vertrek moeten zoeken. Huis Marck, ten zuiden van Tecklenburg, bleek een goede optie te zijn, en daarom richtte de hofraad zich met de brief aan de heer van Diepenbroick. Hij verzocht hem dringend, om enkele van zijn vertrekken voor de keizerlijke afgezanten ter beschikking te stellen en ook stallen voor de paarden aan te bieden. Als tegenprestatie zou de heer van Diepenbroick een gepaste contante betaling ontvangen en dezelfde neutrale status, die ook de congressteden hadden gekregen. In de toekomst hoefde Diepenbroick zich dus geen zorgen te maken over de oorlog. Bovendien zou Krane ervoor zorgen, dat ze Zweden en de Fransen hem niet zouden komen bezoeken. Een lonkend aanbod dus. Natuurlijk was het voor de kasteelheer een eer om hierop in te gaan. Maar hij was ook bang. Na een week kwam ik om zijn antwoord te halen. Hij gaf zijn toezegging, maar legde in de brief wel uit dat de lange oorlog zijn tol had geëist: de vertrekken in zijn pand waren niet mooi ingericht en beschikten niet over het meubilair, om zulke welvarende mensen op gepaste wijs te ontvangen. De kasteelheer raadde dan ook aan, dat van te voren iemand gestuurd moest worden, om de kamers te inspecteren en indien nodig in te richten.
Ik weet dat hofraad Krane snel op het aanbod terug kwam. In hetzelfde jaar sprak hij halverwege Münster en Osnabrück af met de afgezant van de Deense koning. Dat was de eerste en ook gelijk de laatste keer, dat deze hogere heren zich hier ophielden. Blijkbaar voldeden te vertrekken toch niet aan hun eisen.
Het daagde de keizerlijke afgezanten langzaam maar zeker, dat een continue persoonlijke uitwisseling veel te kostbaar en tijdsintensief was geweest. Toen besloten ze toch maar om op ons, de postruiters, te vertrouwen.