Friedensroute

Audio

Text

Ruiter: Als ik door de dorpen rondom Hagen rijd, krijg ik altijd een beetje benauwd. Zo veel boerderijen zijn verlaten en liggen in puin. De mensen gaan hier gebukt onder de ellende. Bijvoorbeeld die man daar.
Hé, beste man, waar gaat de reis naartoe? Ik ken u toch, uw boerderij ligt hier niet ver vandaan, richting Natrup?
Man: Ik wil er geen woord over horen! Mij houdt hier niets meer.
Ruiter: Ja, waar gaat u heen?
Man: In Münster woont een neef van mijn vrouw. Misschien kan ik een tijdje bij hem blijven.
Ruiter: Waar heeft u uw vrouw gelaten?
Man (lacht bitter): Nou, waar zal die wel zijn in deze tijden? Als de Nederlands je niet komen halen, dan wel de Zweden of de Hessen, of een afgezant van de keizer, anders de pest of ten slotte de honger. Ik heb gehoord, dat ze in Münster wijn drinken – de hoogste heren. Ik wil het met mijn eigen ogen zien! Verhongerd zijn ze, mijn vrouw en kind. Verhongerd en gebroken. Ik wil ze zien, die wijndrinkers!
Ruiter: De afgezanten onderhandelen over de vrede. Diegene, die u plunderden, dienden de oorlog.
Man: Ik maak geen onderscheid meer. Het maakt me niet uit van welke heer de knechten kwamen. Ze hebben ons dorp geschonden. Ze lieten amper een korrel over voor ons om te zaaien. Het rogge, dat wij hen gaven, hadden we voordien zelf duur moeten kopen! Dat ze ons boeren leed toe brengen zonder bang te zijn voor straf, dat schijnt normaal te zijn in de oorlog. Maar zelfs voor God hebben ze geen respect! Ze hebben de ramen van onze kerk ingeslagen, zodat ze in de loden vattingen hun kanonkogels konden gieten. De echte gelovigen maken tegenwoordig zwaarden van hun ploegscharen! Een andere keer nam een bende soldaten het boek van de mis mee. Wie weet waarom, waarschijnlijk met slechte bedoelingen en als aanfluiting tegenover ons! Anderen dachten, dat ze heilige attributen moesten stelen. Ik kan me niet voorstellen, dat ze daar ooit spijt van hadden getoond, al was de kelk voor het avondmaal uit blik geweest. En, toen er niets meer over was, hebben ze zelfs de pastoor meegenomen. Toen moesten diegenen, die toch al niets hadden – wij dus – hem vrijkopen, de beste man. Anders dan zou hij het niet overleven en zou de hemel voor ons verloren gaan, zei men tegen ons.
Ruiter: En wat wilt u nu doen in Münster?
Man: Leven, beste ruiter, leven! Dat is meer dan ik van mijn thuis kan verlangen. Het is nog niet zo lang geleden, toen kwam een ruiter door Gellenbeck. Hij vroeg, waarom de molen niet aan het malen was, ondanks de goede wind. Lachen als een boer met kiespijn, moet je dan: als er geen koren is om te malen, dan hoeft de molenaar ook niet te werken!
Ruiter: God behoede u op uw weg.
Man: Als je de dood als uitgangspunt neemt, is het overal beter dan dat. Alsnog bedankt voor uw zegen.