Ochtrup

Nachtwachter Hermann Wischebrink

Audio

Text

Hé, hallo! Wat doet u daar?

Oh, zeg dat toch gelijk! Ik dacht dat u iets raars aan het uitspoken was!

Neem het mij niet kwalijk, maar als nachtwachter moet ik aan mijn plichten voldoen. En die zijn duidelijk afgebakend: bij nalatigheid met vuur, ben ik verplicht om de burgers te waarschuwen. Bij diefstal moet ik dieven in arrest nemen en bij de politie aangifte doen. Bovendien is het mijn plicht om onruststokers aan te houden en zo de algemene rust en orde te bewaren. Trouwens, Wischebrink is mijn naam, Hermann Wischebrink, nachtwachter van de tweede generatie. Mijn vader en ik hebben al behoorlijk wat dingen beleefd hier in de nacht. Vandaar dat ik best wat weet over de stad en haar inwoners.

Wist u bijvoorbeeld, dat u zich nu in het oudste deel van Ochtrup bevindt? De huizen werden direct tegen de oostelijke stadsmuur aan gebouwd. Er was dus geen weiland achter de huizen, dat men voor landbouw doeleinden kon gebruiken. Vanuit het perspectief van de boeren, die de meerderheid van de bewoners van Ochtrup vormden, waren deze huizen “afgeknepen” – vandaar de benaming “Kniepenkamp”. Enkele panden komen nog uit de 16e en 17e eeuw. Dat is bijzonder voor ons, want in 1599 heeft een brand huis gehouden in de stad Ochtrup. De bliksem sloeg in bij een huis aan de singel bij de Weinerpoort. Alle panden waren vakwerkhuizen met rietdak. De stad brandde als een paasvuur!

Pas in 1841 richtte de regering van Pruisen een Algemene Vuur-Politie Wetgeving op voor de provincie Westfalen, die rieten daken en houten schoorstenen verbood. Voor de brandbeveiliging was dat natuurlijk veel te laat, maar alsnog waren de burgermeesters in de provincie er niet blij mee: een dak uit tegels zou financieel helemaal niet haalbaar zijn voor de meeste bewoners van de gemeente. Bovendien zouden de dakstoelen de tegels niet kunnen dragen. Maar zo gaat dat altijd met verandering: ook al is ze nuttig, blijft het toch even wennen. Nou, genoeg gekletst: ik moet verder. U nog een fijne avond!

Andere stem: toen een einde kwam aan het tijdperk van de nachtwachters in het begin van de 20e waren er nog veel andere veranderingen waar de bewoners van Ochtrup aan moesten wennen. Zo mochten er vanaf 1883 geen mesthopen meer liggen op het voetpad! Enkele jaren later werden de waterputten uit hygiënische overwegingen afgedicht en werd een leiding voor vers water aangelegd. En vanaf 1894 beschikte Ochtrup zelfs over elektriciteit.

Het Joodse leven in Ochtrup

Audio

Text

Goedendag, ofwel schalom, zoals men het bij ons zegt. Max Löwenstein is mijn naam. Eigenlijk ben ik er niet toe bevoegd om u welkom te heten in onze mooie stad Ochtrup, want ik ben hier niet geboren en getogen. Ik kom uit Brilon, maar de liefde bracht mij naar Ochtrup. De meisjesnaam van mijn vrouw is Portje, ze is dochter van de slager Isaak Portje. Hij kwam wél oorspronkelijk uit Ochtrup, en raakte niet uitgepraat over zijn mooie geboortestad. Isaak was begonnen als veehandelaar, en omdat hij zo makkelijk in de omgang was, had hij al snel goede banden met alle boeren uit het dorp. Als hij langs kwam op de boerderijen in Ooster, Wester of Weiner, vierde men de goede zaken vaak onder het genot van één of meerdere borrels. Op een gegeven moment begon Isaak ook als slager. Gelijk om de hoek, op de Kniepenkamp 31, bouwde hij in 1901 een mooi pand begon hier zijn slagerij. Toen mijn schoonvader overleed, nam ik de zaak over. Dat was in 1924. Misschien is het maar beter ook, dat hij niet meekrijgt met welke problemen wij nu ins ons alledaags leven te maken hebben.. Maar goed, dat is een ander thema.

De familie van mijn vrouw waren natuurlijk niet de eerste Joden in deze stad. Sinds begin van de 18e eeuw leefde hier één Joodse familie. Pas enkele decennia later kwam de tweede Joodse familie. Toen in 1792 een derde Joodse familie naar Ochtrup wilde komen, was de gemeente daar niet zo verheugd over. Ze wendden zich tot de lokale regering en dienden bezwaar in: “We koesteren geen haat tegen de Joden en willen ze ook niet onderdrukken, maar het is algemeen bekend, dat de Joden veel beter zijn in handelen en zaken doen dan de Christenen.” (Lacht) Nou ja, dan sta je met je mond vol tanden! Ze waren bang dat wij Joden te slim zijn voor ze! Maar hun zorgen bleken niet terecht, in tegendeel zelfs – eigenlijk konden we altijd goed met elkaar. Als er al een keer sprake was van ruzie, dan was dat enkel met de veehandelaar uit het dorp om de hoek – Steinfurt. Dat waren ook Joden, en zij kochten ineens het vee van de plaatselijke boeren in Ochtrup. Zo kon het natuurlijk niet verder gaan, en dus zorgde een landvoogd ervoor dat de oorspronkelijke toestand weer hersteld werd.

Dat waren goede tijden. Nu weet ik niet eens meer of mijn zonen wel een toekomst hebben in dit land…

Op 9 november 1938 sloegen de nazis ook in Ochtrup genadeloos toe. De synagoog op de Kniepenkamp werd door de SA beklad en verwoest. Slagerij Löwenstein kreeg het ook te verduren. De Ochtruper Hermann Krabbe vertelt het volgende in zijn biografie (mannelijke stem): “We zagen onze oom Max en tante Mathilde zitten op stoelen in hun verwoeste slagerij. Max Löwenstein, altijd vriendelijk en behulpzaam, had wallen onder zijn ogen. Zijn vrouw Mathilde was in tranen. Ze zeiden tegen mijn moeder: ‘Katherina, we willen zo snel mogelijk het land verlaten. We hopen, dat we naar Amerika kunnen.’” (Vrouwelijke stem gaat verder): De Löwensteins wisten Ochtrup op tijd te verlaten. Dit gold echter niet voor de meeste andere Joden uit de stad. Slechts 15 van de 44 Joden uit Ochtrup slaagden erin te vluchten of de holocaust te overleven.