Töddenlandroute

Audio

Text

Iedereen kent de Tödden van de folkloregroep, die bij bijzondere gelegenheden het Tecklenburger Land presenteren. Met witte cilinderhoeden op het hoofd, groene en blauwe jassen met gouden knoopsgaten, sierlijke halflange broeken en fijne schoenen zien de heren er erg edel uit.
Tijdens hun reis gingen de Tödden niet zo chic gekleed. Eerder het tegenovergestelde was het geval: in weer en wind gingen de wandelende kooplieden op pad om hun waren te verkopen. Tijdens hun maandenlange reis was deftige kleding niet zo praktisch.
Meestal vertrokken de Tödden al in het voorjaar. In de eerste maanden van het jaar was het natuurlijk nog heel koud. Daarom droegen de mannen geen hoge hoed, maar dikke wollen mutsen, die niet zo makkelijk van hun hoofd konden waaien. Bij slecht weer moesten de Tödden bovendien een regencape dragen, om niet helemaal nat te regenen. Een paraplu zoals de mannen van de huidige folkloregroep bij zich hebben, zouden de wandelende kooplieden goed hebben kunnen gebruiken. Maar helaas bestonden deze toen nog niet.
Ons buurland Holland was bij elke reis de bestemming van de Tödden. In de zomer was het ook daar zeer warm. Daarom droegen de mannen altijd een zonnehoed om geen zonnesteek op te lopen. Ondanks de zomerse temperaturen droegen de Tödden dikke wandellaarzen, omdat ze lange afstanden moesten afleggen. De kleding van de wandelende kooplieden was dus eerder praktisch dan chic. Toch konden ze het niet laten om ook een bonte sjaal te dragen.

Tijdens hun reis namen de mannen het niet zo nauw met de hygiëne van hun kleding. Als ze in de herfst thuiskwamen, moesten de vrouwen hun kleding daarom grondig wassen en veel gaten stoppen. Thuis aangekomen, hadden de Tödden hun lompe wandellaarzen al snel ingeruild voor de typische klompen. Die zaten veel lekkerder, maar zouden ze tijdens de reis te veel blaren hebben bezorgd.